alles wat je altijd al had willen weten over taal
Dieren communiceren met elkaar, net als mensen. Ze doen dit zowel met geluiden als met lichaamstaal. Taalkundig onderzoek naar dierentaal in spontane interactie tussen mensen en (andere) dieren is nog maar net begonnen. Dierentaal is nieuw voor ons mensen. Hoe kunnen taalwetenschappers deze ‘nieuwe taal’ beschrijven? En waarom is dat belangrijk?
Voor menselijke communicatie zijn gesproken talen en gebarentalen essentieel. Dieren communiceren echter ook met elkaar. Daarover bestaat geen twijfel. Een kat, bijvoorbeeld, spint onder andere als ze plezier heeft, en blaast als ze iemand op een afstand wil houden. We kunnen ons afvragen hoe die niet-menselijke communicatie werkt en of we bij dierencommunicatie ook van taal kunnen spreken.
Of dierentaal ook taal is, is een ingewikkelde vraag die afhangt van hoe je taal definieert. Wat het antwoord op die vraag ook zal zijn, we kunnen in ieder geval met de ogen van een taalkundige communicerende dieren observeren. Hierdoor kunnen we beter gaan begrijpen hoe een dier ‘praat’. Taalkundigen sluiten zich daarmee aan bij het groeiende onderzoek naar overeenkomsten tussen sociale en cognitieve capaciteiten van dieren en mensen, waaronder het vermogen tot communiceren, al dan niet via taal.
Dieren communiceren dus met elkaar, net als mensen. Ze doen dat onder andere met geluiden, net als in gesproken mensentaal, en ze stemmen die geluiden af op hun gesprekspartners en de omstandigheden.
Kippen maken zo’n vijfentwintig tot dertig verschillende geluiden. Zij waarschuwen elkaar bijvoorbeeld met verschillende alarmsignalen voor roofdieren op de grond en roofdieren in de lucht. Bij het zien van een vos maakt een kip een reeks scherpe ritmische tonen, vaak gevolgd door luid, hoog gekrijs. Andere kippen reageren op dit signaal – ook als het is opgenomen en via een luidspreker wordt afgespeeld – door meteen een ongewoon rechtopstaande houding aan te nemen en horizontaal rond te spieden. De alarmroep voor roofvogels bestaat daarentegen uit één hoge schreeuw. In dat geval zoeken de kippen dekking, hurken en kijken strak omhoog. Kippen hebben ook geluiden voor allerlei soorten voer. Hoe lekkerder het voer (bijvoorbeeld een meelworm), hoe sneller ze spreken. Bij minder lekker voer (zoals pinda’s), zijn de geluiden die ze maken langzamer. Zelfs in het ei kan een kuiken een geluid maken om de moederkip te laten weten dat het te koud is.
Ook prairiehonden gebruiken geluiden om elkaar te waarschuwen voor roofdieren. Met die geluiden laten ze elkaar weten of er een mens, roofvogel, coyote of hond in hun gebied komt. Ze geven ook informatie over het roofdier: of het groot is of klein; welke kleur die heeft (gele coyote of een mens met een blauw T-shirt); of het ‘iemand’ is die ze al eerder gezien hebben en of het roofdier iets bij zich draagt, en zo ja, welke vorm dit dan heeft (vierkant, rond, driehoek).
Communicatie vindt natuurlijk zowel bij mensen als bij dieren ook plaats door lichaamstaal. Denk hierbij bijvoorbeeld bij koeien aan de positie van hun oren, staart en hoofd ten opzichte van de schouders, oogcontact, aanraking door besnuffelen en likken. Een koe snuift en likt de geur van de mens op alsof ze erachter wil komen wie deze nieuwe persoon is. Dit lijkt vergelijkbaar met mensen die naar een onbekende kijken en vragen stellen als Wie ben je? Waar kom je vandaan?
Wat kan een taalkundige nu bijdragen aan het onderzoek naar dierencommunicatie? Taalkundigen zijn getraind om interactie tussen mensen heel precies te bekijken. Ze proberen te ontdekken welke interactiepatronen er bestaan en te begrijpen hoe die patronen precies in elkaar steken, uit welke betekenisvolle onderdelen ze bestaan, hoe die onderdelen samenhangen en hoe ze samenhangen met de situatie waarin ze worden gebruikt. Maar hoe begin je nu zo’n onderzoek?
De beroemde bioloog Frans de Waal zegt over de cognitieve capaciteiten van mensapen dat je bij zo’n onderzoek niet moet beginnen met het ingewikkeldste systeem dat er te vinden is om dan te zien of dat systeem ook bij andere diersoorten bestaat. Hij stelt voor om juist bij de basis-ingrediënten van zo’n systeem te beginnen. Wij denken daarom dat we moeten beginnen bij het stukje dierentaal dat we het beste kunnen begrijpen, namelijk de taal die bijvoorbeeld een kat gebruikt als ze met ons mensen communiceert als ze wil eten of naar buiten wil.
Ons onderzoek laat zien dat katten dezelfde stappen doorlopen als mensen om iets duidelijk te maken. De manier waarop ze communiceren is echter meestal anders. Een kat vraagt eerst aandacht van de mens, bijvoorbeeld door te mauwen, oogcontact te maken of kopjes te geven. Als haar gesprekspartner reageert, neemt ze de volgende stap, namelijk om de gesprekspartner uit te nodigen dichter in de buurt te komen. Dit doet ze bijvoorbeeld door voor de gesprekspartner uit te lopen, in de richting van het gewenste object (bijvoorbeeld de deur die open moet of het bakje waar voedsel in moet) te staren, met lichaamshouding/-positie van staart en oren naar dit object te ‘wijzen’. Door steeds te kijken controleert de kat of de gesprekspartner nog meegaat in de communicatie. De kat laat ook merken dat de gesprekpartner haar goed heeft begrepen door te knipogen en/of kopjes te geven. Als de kat en de gesprekspartner elkaar begrijpen en de deur wordt geopend of het voedsel wordt gegeven door de gesprekspartner is de communicatie succesvol. Zo niet, dan doet de kat een nieuwe poging.
Taalkundig onderzoek naar dierentaal in spontane interactie tussen mensen en (andere) dieren is nog maar net begonnen. Dierentaal is nieuw voor ons mensen, en waar moet je beginnen als je een nieuwe taal gaat beschrijven? Het is eigenlijk niet anders dan wanneer een taalkundige een mensentaal hoort die hij/zij zelf niet kent. De taalkundige stelt dan de vraag welke onderdelen van de taal betekenisvol zijn, wat de woorden zijn, en wat de zinnen.
Bij mensentaal kan een onderzoeker achter de betekenis komen door een vertaler of een docent te raadplegen die uitlegt hoe de taal in elkaar steekt. Voor dierentaal is er geen vertaler en ook geen docent. We moeten er dus door zorgvuldige en langdurige observatie achter komen hoe deze talen eruitzien.
We leven in een tijdsgewricht, ook wel Antropoceen genoemd (Oudgrieks ‘antropos’ betekent ‘mens’), waarin menselijk handelen leidt tot drastische en negatieve effecten op de leefomgeving van alle dieren – en dus ook op die van mensen. De biodiversiteit neemt snel af en het klimaat verandert ingrijpend.
Door dierencommunicatie serieus te nemen, leren we beter begrijpen wat dieren ons willen zeggen en hoe ieder dier dat doet. Dat begrip is belangrijk om als mens op een andere manier naar dieren te gaan kijken en met dieren om te gaan. Door een meer gelijkwaardige relatie op te bouwen, wordt het duidelijk hoe we meer in evenwicht met andere dieren kunnen gaan leven.
Dierzaamheid. Duurzaam samenleven met dieren, Martens, Pim, Maarten Reesink & Karen Soeters (red.), 60-84. Gorredijk: Uitgeverij Noordhoek. Deze FARO-uitgave is speciaal voor scholieren: Beestig! Inspiratiebrochure Erfgoeddag en Erfgoedweek. 2022. Redactie Birgit Geudens en Annemie Vanthienen. Brussel: FARO. Hier te downloaden: https://faro.be/publicaties/inspiratiebrochure-erfgoeddag-2023 Of bekijk filmpjes: https://nl-lab.net/koe-taal-in-beeld/
Lees ook: http://www.taalcanon.nl/vragen/praten-dieren-net-als-mensen/
Geef een reactie