Hoe oud is het woordenboek?

Over de auteur

Marijke Mooijaart (1948) was voor haar pensionering onderzoeker bij het Instituut voor Nederlandse Lexicologie (nu Instituut voor de Nederlandse Taal) […]
Lees verder

De geschiedenis van het Nederlandse woordenboek gaat terug tot de middeleeuwen. Ondanks revolutionaire veranderingen door drukpers en digitalisering blijft het verzamelen en beschrijven van onze woordenschat onmisbaar.

Door Marijke Mooijaart.

De allereerste woordenlijstjes die we kennen, zijn meer dan 4000 jaar oud en geschreven in spijkerschrift. Ze zijn aangetroffen op kleitabletten in Mesopotamië. Zoeken we het dichter bij huis, en beperken we ons tot het Nederlands, dan komen we uit in de 13de eeuw, toen klerken de eerste woordenlijsten opstelden.

Fragment uit het Glossarium Bernense (1240); woordenlijst Latijn – Nederlands

Fragment uit het Glossarium Bernense (1240); woordenlijst Latijn – Nederlands

Het waren verzamelingen Latijnse woorden met verklaringen in het Nederlands. Latijn was in de middeleeuwen de taal waarin geletterde mensen communiceerden. Om die taal te kunnen leren en begrijpen waren de woordenlijsten goede hulpmiddelen. Men schreef ze over en paste ze aan aan andere talen en dialecten. Ze werden glossaria of vocabularia genoemd. In de oudste woordenlijst van het Nederlands uit 1240 staan woorden als husrat (huisraad), ellenboghe (ja, met tussen-n), en stelen.

De drukpers

Vanzelfsprekend waren er niet veel van deze handgeschreven woordenlijsten. Een revolutie was de uitvinding van de boekdrukkunst aan het eind van de middeleeuwen. Het had grote gevolgen voor de lexicografie: het schrijven van woordenboeken. Niet alleen konden woordenboeken in een veel grotere oplage verschijnen, ook zorgde het drukproces ervoor dat de artikelen (de trefwoorden samen met de daaronder gegeven informatie over dat woord) er systematischer en meer uniform uit kwamen te zien.

Drukpers

Drukpers

In 1477 werd in Keulen het eerste woordenboek uitgegeven waarin niet het Latijn, maar het Nederlands (of beter Nederrijns, een Nederlands-Duits dialect) als trefwoord voorop stond. In de eeuw erna kwam de boekdrukkerij tot bloei in Antwerpen. Daar werkte ook onze belangrijkste woordenboekmaker: Cornelis Kiliaan. In zijn woordenboeken voegde hij als een van de eersten gegevens toe over dialecten, de herkomst en het gebruik van de trefwoorden. Zo kon je lezen dat het woord armboog in 1599 ‘vetus’ (verouderd) was; ‘zie ellen-boghe’, staat erachter.

Meertaligheid in de Gouden Eeuw

In de zeventiende eeuw was Nederland een handelsnatie. Voor wie zijn brood verdiende met buitenlandse handel was het belangrijk om vreemde talen te kunnen spreken en verstaan. Ook kunstenaars en wetenschappers hadden vaak contact over de grens. Daarom verschenen er veel meertalige woordenboeken (polyglotten), met twee tot vier of zelfs nog meer talen. Daar zaten natuurlijk Frans, Duits en later Engels bij, maar ook Spaans en Pools.

Het Nederlands kende in die tijd veel leenwoorden uit het Latijn en Frans. Er verschenen speciale woordenboekjes met vaktermen en andere woorden met een Nederlands equivalent. Niet alleen om de betekenis te verduidelijken, maar ook om gebruikers te stimuleren hun moedertaal te gebruiken. Zo kreeg reparabel de uitleg ‘herstelbaar’ en virus ‘vergiftighe etter’ (een betekenis uit 1663).

Taaltrots

Een woordenboek is niet alleen nuttig in gebruik. Het kan ook gezien worden als een uitstalling van je eigen, mooie taal waar je trots op kunt zijn. In de negentiende eeuw werd die gedachte gerealiseerd in een enorm woordenboekproject: het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT). Het werd na een kleine anderhalve eeuw in 1998 met 43 delen afgesloten op het Instituut voor Nederlandse Lexicologie (INL), nu het Instituut voor de Nederlandse Taal (INT). In het WNT wordt de geschiedenis van Nederlandse woorden vanaf 1500 beschreven. Het gebruik van de woorden wordt geïllustreerd door citaten uit alle mogelijke geschriften: van dichtbundels tot kookboeken, van technische handleidingen tot bijbelvertalingen.

Het WNT telt 43 delen en beslaat meer dan drie meter boekenplank. Het is zo uitgebreid dat het wel 23 betekenissen van het woord vrouw beschrijft. Ook zijn er veel uitdrukkingen en spreekwoorden in te vinden. Wie wil weten wat een kerfstok is (iets op zijn kerfstok hebben) of heug en meug (iets tegen heug en meug doen) kan er het antwoord vinden. Voor nog ouder Nederlands, van vóór 1500, zijn op het INT ook speciale woordenboeken samengesteld. Deze historische woordenboeken zijn onmisbaar voor wetenschappers en anderen die oude teksten, die door digitalisering steeds meer beschikbaar komen, willen lezen en verstaan.

Voorschrijven en beschrijven

In de negentiende eeuw rolden de eerste schoolwoordenboeken van de pers. Niet alleen voor de vreemde talen, maar ook voor het Nederlands. Ze hielpen scholieren aan de juiste spelling en precieze betekenis van de woordenschat. Uit dezelfde tijd stamt de Van Dale, bestemd voor scholieren en andere gebruikers. Het groeide uit van een bescheiden boek in 1872 tot het algemene, beschrijvende woordenboek, de driedelige Dikke Van Dale van nu.

Een woordenboek beschrijft de taal zoals die werkelijk klinkt, maar geeft daarbij ook informatie over het gebruik. Is een woord grof, informeel, of juist formeel en ouderwets? Is het alleen bekend als vakterm of hoort het tot de jongerentaal? Zeggen we janken alleen van dieren en huilen van mensen, of ook van wolven?

Schoolwoordenboeken zijn normatief (voorschrijvend): ze zeggen hoe het Standaardnederlands gebruikt hoort te worden. Je zoekt er de spelling van frikadel op, en leest er welke betekenis van administratie je als correct kunt beschouwen. Daarentegen zijn algemene woordenboeken descriptief (beschrijvend) en geven het werkelijke taalgebruik weer. Desondanks worden beschrijvende woordenboeken vaak van stal gehaald bij onenigheid over een woord: “Zie je wel, het staat zo in Van Dale.” Men kent er gezag aan toe, maar in feite is het de taalgemeenschap die bepaalt wat een woord betekent, en niet een woordenboek.

De allernieuwste woorden

De woordenschat verandert steeds, want nieuwe zaken vragen om nieuwe woorden en zorgen voor nieuwe betekenissen van bestaande woorden. Het Nederlands ondergaat in de globaliserende maatschappij veel invloed van andere talen. Ook door informalisering komt de woordenschat uit dialect en spreektaal in de standaardtaal terecht.

Jaarlijks komen de lijstjes nieuwe woorden van het jaar in de publiciteit. Woordenboeken nemen nieuwe woorden (neologismen) ook op, maar alleen als die een paar jaar in gebruik zijn en dus geen eendagsvliegen blijken. De Van Dale besteedt veel aandacht aan nieuwe woorden en zo verschenen in de nieuwe druk van 2022 recente leenwoorden uit het Engels (influencer), de jongerentaal (fissa) en andere woorden die maatschappelijke veranderingen weerspiegelen (cryptomunten). Een nieuwe betekenis van vet, ‘geweldig’, staat er ook in; daarnaast bleven veel verouderde woorden en betekenissen zoals rok in de betekenisoverkleed’ gehandhaafd.

Woordenboek of Google?

toetsenbord

Een tweede revolutie in de kennisoverdracht, na de boekdrukkunst, is de digitalisering: opzoeken is googelen geworden! Woordenboeken in boekvorm nemen een steeds minder grote plaats in. Bestaande gedrukte woordenboeken zoals het WNT  en de andere historische woordenboeken zijn gedigitaliseerd. Dit bood de mogelijkheid de tekst aan te passen en uit te breiden. Voor de gebruiker hebben deze digitale woordenboeken het enorme voordeel dat de tekst op alle onderdelen doorzoekbaar is, en snel.

Nieuwe woordenboekprojecten, zoals het wetenschappelijke Algemeen Nederlands Woordenboek (ANW), baseren zich van meet af aan op digitaal materiaal. Na het verzamelen moeten ook de redacteuren van dergelijke digitale projecten systematisch te werk gaan om woorden correct en volledig te beschrijven. Ze maken daarbij gebruik van hun taalkundige en culturele kennis, én van bestaande woordenboeken. Maar gedrukt worden deze woordenboeken meestal niet meer. Alleen de Van Dale en kleinere schoolwoordenboeken verschijnen nog in boekvorm, Het internet heeft met z’n vele en snelle opzoekmogelijkheden de woordenboekwereld verrijkt, al zullen liefhebbers het bladeren in een papieren woordenboek wel missen.

Lees meer

Piet van Sterkenburg, Van Woordenlijst tot woordenboek. Een geschiedenis van woordenboeken van het Nederlands. Schiedam: Scriptum, 2011.
Marijke Mooijaart, A history of Dutch lexicography. In: Trefwoord, 2013.


Reacties

Eén reactie op ‘Hoe oud is het woordenboek?’

  • Goos op 21 mei 2019 om 11:11 Beantwoorden

    Ik vind dit een hele fijne site om op te lezen, het werkt goed en loopt soepel. Ik ben blij dat ik deze heb gevonden, ik was aan het zoeken naar de geschiedenis van de taal maar kon niks goeds vinden. Totdat ik deze site vond, ik blijf er maar over praten.

    Van mij krijgen jullie een dikke 10


Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Voor je verder gaat even bewijzen dat je mens bent.

Typ hiernaast de eerste drie letters van het alfabet


sluit