alles wat je altijd al had willen weten over taal
Mensen groeien op in verschillende omgevingen, met verschillende ervaringen en verschillende talen. Betekent dat ook dat ze verschillend denken? En als er invloed is van taal op denken, hoe ver reikt die dan? Wordt ons denken begrensd door woorden, of is de invloed meer gematigd en kunnen we er soms zelfs aan ontkomen?
Het idee dat taal het denken beïnvloedt, noemt men binnen de taalwetenschap ‘taalkundige relativiteit’. Een vroege versie van dit idee werd al in de achttiende eeuw geopperd door de filosoof Johann Gottfried von Herder. Hij was onder de indruk van de grote verscheidenheid aan talen en meende dat elke taal een eigen unieke blik op de wereld bood. Hoe dit precies werkte, liet Von Herder in het midden, maar voor zijn tijdgenoten vormden zijn ideeën een belangrijke stimulans om meer niet-westerse talen te gaan bestuderen. Men kreeg oog voor de verschillen tussen talen, en daarmee werd de moderne vergelijkende taalwetenschap geboren.
Een vaag idee over het verband tussen taal en volksaard leeft nog steeds voort in de algemene verbeelding. Iedereen kent wel het verhaal dat Eskimo’s tientallen woorden voor sneeuw hebben. Dat is een broodjeaapverhaal waarbij het aantal sneeuwwoorden door elke nieuwe verteller steeds verder wordt overdreven. Maar hoe dan ook zijn zulke ‘woordenschatweetjes’ weinig wereldschokkend. Nederlanders hebben waarschijnlijk meer woorden voor koeien dan poolbewoners. Biedt dat een diepgaand inzicht in de Nederlandse volksaard, en beïnvloedt dat het denken van ‘de Nederlander’? Welnee, het zegt eerder iets over leefomgeving en geschiedenis. Een gebrek aan woorden is bovendien zo verholpen, bijvoorbeeld door woorden te lenen uit een andere taal zoals föhn, of door nieuwe woorden te maken zoals haardroger. Woorden tellen brengt ons niet dichter bij een antwoord op de vraag of taal ons wereldbeeld kleurt.
Het verhaal van de Eskimo’s en hun woorden voor sneeuw begon in 1911 toen de antropoloog Franz Boas in een boek over het Inuit (de officiële naam voor zowel de Eskimo’s als hun taal) vier woordstammen voor ‘sneeuw’ besprak. Een paar decennia later repten tweedehands bronnen al van ‘veel’ woorden voor sneeuw; in een boek uit 1978 werden het er ‘vijftig’; en sindsdien doen schrijvers willekeurige gooien, van ‘tientallen’ tot ‘honderden’, zelfs in respectabele kranten als de New York Times en het NRC Handelsblad. Er klopt echter niets van het verhaal. Boas had het over maar vier woordstammen voor ‘sneeuw’, en zijn punt was slechts dat deze vier niet aan elkaar verwant leken te zijn (vergelijkbaar met kalf, pink, vaars en koe). Bovendien is het Inuit een taal waarin de meeste woorden opgebouwd zijn uit kleinere bestanddelen waarmee je in principe eindeloos kunt combineren. Het vaststellen van een precies aantal woorden is in deze taal dus eigenlijk betekenisloos. En als we samenstellingen meetellen komen we in het Nederlands ook een heel eind: stuifsneeuw, plaksneeuw en jacht-, stof-, mot-, en koolzuursneeuw, om maar niet te spreken van sneeuwvlok, -bal, -kristal, -pop, -dek en -berg. Van groot belang is het allemaal niet: woorden tellen is een hachelijke onderneming die weinig zegt over de aard van talen of culturen. Wist je trouwens dat het Nederlands wel tientallen woorden voor broodjeaapverhaal heeft? Eskimosneeuwwoordenverhaal is er één van.
Twee eeuwen na Von Herder leverden de taalwetenschappers Edward Sapir en Benjamin Lee Whorf een preciezere formulering. Ze beschreven de talen van Noord- en Midden- Amerika. De structuren van sommige van deze talen verschillen enorm van de tot dan toe veel beter bestudeerde westerse talen. Sapir en Whorf bedachten dat dit van invloed zou kunnen zijn op het denken. Immers, de wereld presenteert zich niet altijd aan ons in voorverpakte categorieën. ‘De werkelijkheid,’ zei Whorf, ‘komt onze zintuigen binnen als een kaleidoscopische stroom van indrukken.’ Die stroom moet in ons brein uitgesorteerd worden, en daarbij speelt de structuur van onze taal een belangrijke rol. Voor zover talen van elkaar verschillen, kunnen ook de categorieën waarin de werkelijkheid wordt ingedeeld verschillend zijn. Zo kan taal volgens de Sapir-Whorfhypothese invloed hebben op hoe wij de wereld zien.
Sapir en Whorf deden zelf geen onderzoek naar effecten van taal op het denken. Maar hun hypothese was specifieker dan de ideeën van Von Herder en kon dus beter getest worden. Het leidde tot een golf aan onderzoek op het gebied van taalkundige relativiteit. Eén van de eerste uitkomsten was dat kleurwoorden een kleine maar merkbare invloed hebben op onze waarneming van het kleurenspectrum. Het kleurenspectrum is continu, zoals de regenboog laat zien. Kleurwoorden delen dit spectrum op in stukken: blauw, groen, geel, rood, paars, enzovoort. Talen kunnen flink verschillen in de manier waarop ze het spectrum opdelen. Onderzoekers ontdekten dat dit ook invloed heeft op hoe je kleurverschillen waarneemt.
Neem de groenblauwe regio van het kleurenspectrum. Veel talen hebben hier één woord voor, zoals het Tarahumara in Mexico en het Warlpiri in Australië. Andere talen maken wel onderscheid tussen groen en blauw, bijvoorbeeld Nederlands en Arabisch. Sprekers van die laatste talen zien sneller het verschil tussen tinten met een eigen woord (zoals groen en blauw) en ze zijn zelfs geneigd het verschil wat te overdrijven. Onder invloed van taal kunnen kleurverschillen er dus wat groter uitzien dan ze in werkelijkheid (gemeten in golflengte) zijn. Dat dit een effect van taal is, blijkt uit twee verdere bevindingen. Ten eerste is het effect extra sterk in het rechter gezichtsveld, verbonden met de linkerhersenhelft, waar taal zetelt. Ten tweede verdwijnt het effect wanneer het taalvermogen van de proefpersonen wordt beziggehouden met een andere taak (bijvoorbeeld een reeks nummers onthouden). De verschillen in waarneming hebben dus te maken met verschillen in taal.
Een andere lijn van onderzoek liet zien dat de structuur van je moedertaal zelfs van invloed kan zijn op hoe je jezelf oriënteert en hoe je dingen onthoudt. Sommige talen hebben een voorkeur voor plaatsbeschrijvingen in relatieve termen zoals links en rechts, terwijl andere talen vooral absolute termen gebruiken (noord/oost/zuid/west). In het Tzeltal in Mexico bijvoorbeeld gebruik je zelfs binnenshuis absolute termen: ‘Zit het warme water aan de noordkant van de kraan?’ vroeg een Tzeltalspreker in een voor haar onbekende keuken. In een experiment in Australië werden sprekers van het Guugu Yimidhir ver buiten hun bekende omgeving gebracht, over bochtige wegen zonder vrij zicht. Tot op enkele graden nauwkeurig konden ze de locaties van hun woonplaatsen aanwijzen. Het opgroeien met een taal die hun aandacht hier voortdurend op richtte had gezorgd voor een soort intern kompas.
In een serie van veldexperimenten in de jaren negentig toonde taalwetenschapper Stephen C. Levinson aan dat dit ook gevolgen heeft voor de manier waarop sprekers zich dingen herinneren. In een ‘relatieve’ taal zoals het Nederlands onthoud je een rijtje speelgoeddieren bijvoorbeeld van links naar rechts. Als je een draai maakt van 180 graden en aan de andere kant van de kamer de dieren opnieuw opstelt, zet je ze dus weer van links naar rechts neer. Maar in het Guugu Yimidhir wordt zo’n rijtje onthouden naar windrichting. Dus als je als Guugu Yimidhir-spreker een draai maakt van 180 graden en de dieren ‘hetzelfde’ opstelt, zet je ze opnieuw van noord naar zuid (zie Figuur 1). Wat ‘hetzelfde’ is, verschilt dus naar gelang van de taal die je spreekt!
Tot op zekere hoogte is er aan het effect te ontkomen: Nederlanders kunnen ook de windrichtingen leren gebruiken en Guugu Yimidhir-sprekers kunnen links en rechts leren begrijpen. Echter, een leven lang aan ervaring is niet zomaar uit te vlakken. Als je opgegroeid bent met het ene systeem is het andere systeem een stuk minder toegankelijk. Probeer maar eens uit te leggen hoe je de tafel dekt in termen van de windrichtingen, dus zonder links en rechts te gebruiken: ‘Aan de noordkant van de tafel moeten de messen ten westen van de borden…’
Kleurt taal je wereldbeeld? Ja, want de structuur van je taal stuurt je waarneming een bepaalde kant op en biedt structuur aan je denken. Begrenst taal je denken? Nee, want denken gebeurt niet uitsluitend in taal, en de invloed van taal is niet onontkoombaar. Het menselijk denken is te lenig om zich te laten vangen door taal. Misschien is de belangrijkste les van taalkundige relativiteit nog wel dat je je bewust kunt worden van je eigen ‘taalbril’, en dat je zelfs een andere bril kunt proberen door een nieuwe taal te leren. Dat is precies wat taalwetenschappers doen wanneer ze vreemde talen bestuderen: een stapje terug doen van het eigen gezichtspunt, en de wereld bekijken met andere ogen.
Dying Words: Endangered Languages and What They Have to Tell Us van Nicholas Evans is een reis rond de wereld in 350 talen – een reis die leidt van oeroude Australische verhalen tot de ontwikkeling van het schrift, en van de nooit gekraakte Navajo-code tot de invloed van taal op ons denken. Dit boek is een inspirerende inleiding in de taalwetenschap.
Lees verder op Kennislink:
Reacties
4 reacties op ‘Kleurt taal je wereldbeeld?’
Chantal Weststrate op 10 december 2012 om 16:44
Wat een leuke website!
Ik hoop dat er veel meer interessante taalweetjes op deze website komen, ook met betrekking tot moedertaal en vreemde taal.
redactie taalcanon op 11 december 2012 om 10:46
Beste Chantal,
Dank voor je enthousiaste reactie. Op de website zijn al enkele artikelen te vinden over moedertaalontwikkeling en het leren van vreemde talen. Je vindt ze het gemakkelijkst als je kiest voor Thema’s (balk bovenin), en dan voor ‘leren’. Mocht je die artikelen al hebben gevonden, maar nog nieuwe ‘verwonderende vragen’ hebben (of een belangrijk inzicht op het gebied van moedertaal en vreemde taal), dan nodigen we je van harte uit ze voor te leggen aan de redactie. Wij hopen ook dat de website verder zal doorgroeien, als vindplaats en wie weet ook discussieforum voor taalonderzoekers. Met vriendelijke groet namens de redactie, Marianne Boogaard
Erna Kampman op 22 februari 2013 om 12:44
Interessant artikel! Een leuk boek over dit onderwerp is “Through the language glass – why the world looks different in other languages” van Guy Deutscher (Arrow Books 2011). Een aanrader!
Hetty Valk op 12 augustus 2017 om 10:54
Waar is het onderzoek te vinden van
het woord “huh” dat de parodie-Nobelprijs heeft gewonnen in 2015, uitgereikt op de Harvard Universiteit VS ?
Vriendelijke groet,
Hetty Valk