alles wat je altijd al had willen weten over taal
Stel, je voert in het vliegtuig een gesprek in het Engels met iemand die wat ouder is dan jij. Je praat over van alles en nog wat totdat je erachter komt dat je gesprekspartner ook Nederlands kent. Je schakelt over op het Nederlands, maar dan is er een probleem: moet je jij of u zeggen tegen deze persoon? Waarom heeft het Engels eigenlijk geen beleefdheidsvorm?
Je kunt het natuurlijk ook omkeren en stellen dat Engelsen alleen maar de beleefdheidsvorm hebben. De vorm you is eigenlijk een zusje van onze vorm u. De oude informele aanspreekvorm in het Engels is thou, en die vorm is weer verwant aan het Duitse du, het Franse tu en ook het Middelnederlandse du. Thou wordt bijvoorbeeld nog gebruikt in de huwelijksbelofte die begint met de woorden ‘Wilt thou have this woman to thy wedded wife?’
In het Engels is thou uit het normale dagelijkse taalgebruik verdwenen (net als het Nederlandse du). Dat is eigenlijk raar, want de niet-beleefde tweede persoon enkelvoud is in veel andere talen een stabiel woord. Het is een woord dat niet snel van een andere taal geleend wordt. Mensen gaan er ook niet snel een nieuwe vorm voor bedenken.
Het enige dat soms verandert is de uitspraak. De meeste Europese talen stammen af van het Indo-Europees. Al deze Indo-Europese talen hebben nog een vormvariant van tu. Zo heeft het Portugees tu, het Noors du en het Russisch ty. Alleen het Engels en het Nederlands hebben deze vorm niet meer. De vraag is dus niet waarom Engelsen geen u zeggen, maar vooral waarom ze geen thou meer zeggen en waarom Nederlanders geen du meer zeggen.
Al vanaf de vierde eeuw worden in het Latijn en later in het Frans meervoudsvormen als beleefdheidsvormen gebruikt. In de achtste eeuw wordt ihr (‘jullie’) voor het eerst opgeschreven als beleefdheidsvorm in het Duits. (Sie als beleefde vorm is een nieuwigheid, acht eeuwen lang was het ihr.) Beleefde aanspreekvormenwaren vanaf de twaalfde eeuw deel van de hoofse cultuur, die zich verspreidde vanuit de Franse hoven naar de adellijke elite, net zoals bijvoorbeeld het gebruik van bestek. Langzamerhand verspreidden deze hoofse gebruiken zich naar andere lagen van de bevolking. Beleefdheidsvormen werden niet meer uitsluitend gebruikt voor personen die hoger geplaatst waren, zoals de keizer, maar voortaan ook voor gelijken. Met de verspreiding van de beleefdheidsvorm kreeg du een andere connotatie (gevoelswaarde). Het werd meer en meer gebruikt tegen mensen van mindere komaf, en vaak met een beledigende ondertoon.
Een veel gehoorde verklaring voor het verdwijnen van du en thou is die beledigende connotatie. In zestiende-eeuwse teksten komen du en thou vaak voor in combinatie met beledigende woorden als hoer of addergebroed. Door beleefdheidsvormen te gebruiken kon je laten zien dat je wist hoe het hoorde, dat je kennis had van hoofse gebruiken. Het lijkt er dus op dat mensen du minder gingen gebruiken om beledigingen te voorkomen en om indruk te maken op anderen met hun goede manieren. Toch volstaan deze verklaringen niet. De connotatie van woorden hangt namelijk af van de situatie waarin ze gebruikt worden, net zoals de associatie van bepaalde kledingstukken: witte tennissokken zijn misschien ‘fout’ onder een pak, maar niet op de tennisbaan. Zo was du misschien fout als een dienstmeisje het zei tegen de burgemeester of als gelijken elkaar aanspraken op straat. Maar een burgemeester die du zei tegen zijn dienstmeisje beledigde niemand.
De situatie in Engeland en Nederland was vergelijkbaar met die in andere landen. In heel West-Europa verspreidden beleefdheidsvormen zich vroeg en hadden de niet-beleefde vormen concurrentie. Voor die talen gold ook dat du in veel situaties ongepast en onbeleefd was en negatieve connotaties had. Soms bestond de concurrentie al heel veel langer dan in het Engels en in het Nederlands, maar toch verdwenen du en thou alleen in het Engels en Nederlands. De vraag is waarom.
Tot nu toe is eigenlijk maar een deel van de verandering besproken, namelijk het verdwijnen van du. Maar niet alleen du verdween, ook de werkwoordsuitgang die met du samenging, namelijk de -s(t). Het was bijvoorbeeld du coor-s (jij keurde) en du liet-s (jij liet) met een persoonsvorm eindigend op een -s. Vaak wordt aangenomen dat die uitgang -s is verdwenen doordat du is verdwenen, maar het zou ook andersom kunnen zijn.
Laten we kijken naar de jongste uitingen van het Nederlands waarin du nog voorkomt. Een voorbeeld: Du arche theve ghi liechter aen (vrij vertaald als: ‘jij rotteef, u liegt’). De spreker gebruikt hier zowel du als ghi. Waarom? Een mogelijke verklaring is sprekersgemak: de persoonsvorm liecht bij ghi is namelijk hetzelfde is als bij hi(j) liecht. Dat de persoonsvormen bij ghi en hij hetzelfde zijn, maakt het gemakkelijker voor de spreker om voor ghi te kiezen. Dat gemak van de werkwoordsuitgang met ghi onderscheidt het Engels en het Nederlands van veel andere Europese talen. In talen als het Frans of het Zweeds was de persoonsvorm van de beleefde vorm juist moeilijker dan die van du of tu. De uitgang in vous parlez was afwijkend van de uitgangen in je parle of il parle en zorgde daarom niet voor extra gemak. In het Zweeds had du net als de andere vorm in het enkelvoud geen uitgangen. Dat was dus veel eenvoudiger dan de uitgang -ar die bij de beleefde vorm i hoorde.
Maar sprekersgemak is lang niet altijd doorslaggevend in taalverandering. Dat is eigenlijk alleen zo als veel volwassenen de taal leren, en dat gold voor de steden van Nederland en Engeland in de vijftiende en zestiende eeuw. Vooral Amsterdam en Londen trokken veel immigranten die een andere taal of dialect spraken. Bij het leren van het nieuwe dialect of de nieuwe taal kwam eenvoud de nieuwkomers goed van pas. Doordat de beleefdheidsvorm eenvoudiger was, raakten du en thou steeds meer in onbruik. Voor het Duits, waar het verdwijnen van du weliswaar ook sprekersgemak opleverde, waren er minder volwassen leerders. Uit de Duitse steden trokken vooral mensen weg. Als er al immigranten kwamen, dan bleven die meer op zichzelf, en vaak was hun verblijf tijdelijk. Hanzehandelaren bijvoorbeeld mengden zich niet permanent onder de bewoners van de Duitse steden. Zo komt het dat er in het Duits meer naamvallen en lidwoorden overbleven dan in het Engels en het Nederlands.
Nu terug naar de beginvraag waarom je in het Nederlands wel kunt kiezen tussen jij en u en in het Engels niet. Het zestiende-eeuwse Nederlands had net als het Engels één vorm voor zowel enkelvoud en meervoud als voor beleefd en onbeleefd. Het Nederlands ontwikkelde vervolgens nieuwe beleefdheidsvormen én een meervoudsvorm jullie (van jij lieden), het standaard-Engels deed dat (nog) niet. Andere varianten van het Engels zijn wat voortvarender geweest. In het Jamaicaans Engels ontstond de meervoudsvorm youpela (van you fellows) die ook als beleefdheidsvorm gebruikt kan worden. Op Jamaica kun je dus wel u zeggen in het Engels.
Mag ik u tutoyeren? Aanspreekvormen in Nederland (2004) van Hanny Vermaas is een heel toegankelijk boek over aanspreekvormen. Meer recent (2016) verscheen bijvoorbeeld Jojoën tussen u en je van de hand van Roel Vismans. Via de link kun je een exemplaar aan de auteur vragen.
Fred Weerman (2003) schreef ‘Een mooie verhaal. Veranderingen in uitgangen’, in Waar gaat het Nederlands naartoe? Panorama van een taal , samengesteld door Jan Stroop, verschenen bij Uitgeverij Bert Bakker. Iets minder op het Nederlands gericht maar ook met informatie over sprekersgemak is het stuk Wat maakt een taal moeilijk van de hand van Sterre Leufkens in het Handboek voor didactiek van het Nederlands van juni 2022.
Reacties
2 reacties op ‘Waarom kunnen Engelsen geen u zeggen?’
Joost Oerlemans op 24 januari 2022 om 21:27
Hallo Suzanne,
Hoe zit het dan met ‘du’ in de Brabantse en Limburgse dialecten? Eigenlijk bestaat deze aanspreekvorm beneden de rivieren nog wel: “komde”, “wilde”, “hedde”, “hadde”, “meude”, “kunde”, “goade” etc. (:met name Brabantse varianten).
Je hebt overigens een interessant artikel geschreven! Bedankt daarvoor.
Grt. Joost
Suzanne Aalberse op 6 juni 2023 om 15:25
het idee is dat Limburgse dialecten vaker door kinderen dan door volwassenen geleerd werden. Kinderen zijn super goed in het leren van werkwoordsuitgangen. Als je geen problemen hebt met de uitgang -s(t), dan kun je du ook makkelijker blijven gebruiken. Is dat een antwoord op je vraag?