alles wat je altijd al had willen weten over taal
Omdat je wel tegen een lantaarnpaal aan kunt rijden maar niet tegen het woord lantaarnpaal, is het duidelijk dat een woord iets anders is dan de gewone dingen om je heen. Maar woorden hebben nog een bijzondere eigenschap: een betekenis. Lantaarnpalen en woorden kun je nog zien, maar betekenis kun je eigenlijk alleen maar… denken.
Betekenis is een bijzondere eigenschap van woorden, zinnen en teksten. Op elk van deze drie niveaus ontstaat betekenis op een andere manier. Laten we eerst kijken naar de relatie tussen een woord en zijn betekenis. Er is een betekenis die luidt: ‘bijeenkomst en samenzijn ter viering van een heuglijk feit’, en voor die betekenis is ooit het woord feest afgesproken. Dat is een toevallige keuze: het had ook een ander woord kunnen zijn. Nu bestaan er in het Nederlands ook nog andere woorden voor die betekenis, zoals partijtje, fuif, bal, party, festijn en festiviteit. Semantisch gezien hebben we hier te maken met synonymie: meerdere woorden die hetzelfde betekenen. Eigenlijk geldt die synonymie alleen voor de woordenboekbetekenis (of: denotatie), want de gevoelsbetekenis (of: connotatie) kan per situatie en per persoon verschillen. Een puber stelt zich iets heel anders voor bij een fuif dan zijn ouders.
Op het niveau van de zin moeten we het stellen zonder zinnenboek waarin we zinsbetekenissen kunnen opzoeken. Hier moeten onze hersens zelf aan de slag. Om te beginnen is het nodig dat we de betekenissen van de afzonderlijke woorden kennen. In de zin De prins kust de prinses is dat meestal geen probleem. Behalve de inhoudelijke betekenissen zijn er ook grammaticale betekenissen: de prins is het onderwerp, kust is de persoonsvorm en de prinses het lijdend voorwerp. Nu kennen we pas de betekenis van de zin. De zin De prinses kust de prins laat zien hoe belangrijk de grammatica is voor betekenis. Aan de woordbetekenissen is niets veranderd, maar aan de grammaticale betekenis van de onderdelen wel: de prins is het nu het lijdend voorwerp en de prinses het onderwerp. De rollen bij het kussen zijn volledig omgekeerd.
Op zinsniveau speelt nog iets anders mee. Stel, je wandelt met je nieuwe geliefde door het bos en zij zegt: ‘Ik heb het koud.’ Dan kun je die zin begrijpen als een mededeling. Maar ook als een verzoek om haar je jas te geven of een arm om haar heen te slaan. Je moet bekend zijn met de context waarin de zin wordt uitgesproken om de volledige betekenis van een zin te kunnen begrijpen.
Het derde en laatste niveau is dat van de tekstbetekenis. Om te voorkomen dat advocaten, rechters en officieren van justitie ruzie krijgen over wat er nu precies bedoeld is met artikel 3, lid 4 van het Burgerlijk Wetboek, mag er over de betekenis van juridische teksten geen enkele onduidelijkheid zijn. Gedichten daarentegen bieden juist ruimte om naar hartenlust eigen betekenissen te bedenken. Of de betekenis die de lezer erin ziet dezelfde is als die de dichter voor ogen had, is niet belangrijk.
Elke rechter eist van de verdachte dat hij ‘de hele waarheid en niets dan de waarheid’ vertelt. Maar wanneer spreekt iemand de waarheid? Veel taalfilosofen hebben zich verdiept in dit probleem. De betekenis van een zin is waar wanneer je weet onder welke condities die betekenis waar is. Als ik bijvoorbeeld beweer: Neutrino’s gaan sneller dan het licht, dan is de inhoud van deze bewering waar als ik het bewijs erbij kan leveren. Hetzelfde geldt voor de bewering Ik ben jarig. De waarheidscondities daarvan kun je slechts vaststellen op het moment dat iemand deze bewering uitspreekt, de volgende dag niet meer.
De taal laat zich ook graag van haar speelse kant zien, bijvoorbeeld in zinnen die op zichzelf betrekking hebben zoals Volgens hun zitten er drie fauten in deze zin. Waarschijnlijk vind je twee fouten en lijkt deze bewering onwaar. Maar als er slechts twee fouten in zitten, is het woordje drie ook onjuist en is deze zin toch waar. Overigens is de bewering Volgens hun zitten er twee fauten in deze zin eveneens waar. De waarheid laat zich dus niet altijd zo eenvoudig vaststellen.
Je kunt alleen van de inhoud van een bewering vaststellen of die waar is of niet. Bij een verzoek, een waarschuwing of een belofte lukt dat niet. Je kunt wel vaststellen of het gaat om een echt verzoek, een echte waarschuwing of een echte belofte. Voorwaarde voor een echte belofte is bijvoorbeeld dat je wel in staat moet zijn om die belofte na te komen. Verzoeken, waarschuwen en beloven zijn voorbeelden van ‘performatieve’ werkwoorden: werkwoorden die iets ‘doen’. De betekenis van dergelijke werkwoorden reikt verder dan gewone betekenissen. Een belofte kun je uitsluitend doen door te zeggen: ‘Ik beloof je… (dat ik je morgen je geld teruggeef).’ Een voorzitter opent de vergadering door die handeling uit te spreken: ‘Hierbij open ik de vergadering.’ Een kind dopen of twee mensen trouwen zijn net zulke ‘taaldaden’ die je alleen kunt verrichten door middel van taal.
Namen zijn woorden met een bijzondere eigenschap: zij hebben geen betekenis, maar alleen een referent, iets in de werkelijkheid waarnaar ze verwijzen. Zo’n referent kan een object zijn (de Eiffeltoren) of een wezen (Lucifer, Boeddha, Napoleon). Veel namen hadden overigens oorspronkelijk wel een betekenis. Zo betekent Lucifer ‘lichtdrager’, Boeddha ‘de ontwaakte’ en Napoleon ‘de flinke van Napels’. Bijzonder is dat namen ook de omgekeerde weg kunnen bewandelen. Ze verwijzen dan niet alleen maar naar een referent, maar krijgen ook een eigen betekenis: Spa wordt een spa, een glaasje bronwater.
Het kan nog vreemder. Er zijn ook namen met een betekenis zonder referent in de werkelijke wereld: eenhoorn is er een voorbeeld van. Een eenhoorn bestaat immers alleen in sprookjes en mythen. Maar er zijn nog meer woorden zonder een duidelijke referent of betekenis: is het woordje de te klein om betekenis te hebben? Nee, pas in het gebruik wordt de betekenis van zo’n woordje duidelijk, kijk maar eens naar het verschil tussen een zwaan sterft of de zwaan sterft: ‘de’ specificeert het woord dat erop volgt, het heeft dus een belangrijke grammaticale betekenis. En moet ten slotte de blauwbilgorgel, de hoofdpersoon van het gedicht van C. Buddingh’ dat zijn naam draagt, het echt zonder betekenis én zonder referent stellen?
In de wereld van de informatica zien we een enorme belangstelling voor technologieën die gesproken vragen herkennen en passende antwoorden kunnen formuleren. Taalkunde, logica, semantiek, cognitiewetenschap, informatiekunde en taalfilosofie vinden elkaar in deze spannende technische ontwikkeling. Betekenis is daarbij het kernbegrip: de computer moet begrijpen wat hij hoort en wij moeten begrijpen wat hij zegt. Wereldberoemd is Watson, de sprekende computer die in 2011 winnaar was van de Amerikaanse quiz Jeopardy! In deze quiz geeft de quizmaster een vaak wat cryptisch antwoord; de quizdeelnemers moeten bedenken wat de vraag was. Watson zet daartoe een aantal stappen. Eerst stelt hij de betekenissen van de woorden van het antwoord vast. Vervolgens stelt hij de zinsbetekenissen van het antwoord vast op basis van zinsontleding (daarvoor gebruikt Watson het Nederlandse ontleedprogramma Alpino). Daarna zoekt hij naar mogelijke antwoorden in de talloze documenten die in zijn geheugen staan, zoals encyclopedieën, romans, tijdschriften, woordenboeken, kranten, onderzoeken, enzovoort. Watson maakt geen gebruik van internet. Uiteindelijk kiest hij het meest betrouwbare antwoord uit de gevonden antwoorden. Watson heeft met name geoefend met het afleiden van betekenissen van zinnen. Hij heeft daarvoor vele terabytes aan teksten ‘doorgenomen’ om te leren op welke manier woorden met elkaar verbonden zijn. Zo hoort bij het woord feest een reeks woorden, waarbij weer andere netwerken van woorden horen. Het duizelingwekkende netwerk van netwerken van semantische relaties stelt Watson in staat tot het vinden van het correcte antwoord. Of in dit geval: de correcte vraag. Als Watson zo slim is dat hij sneller dan wij de betekenis van woorden, zinnen en teksten weet, kan hij dan misschien al een beetje… denken?
Taal en betekenis. Een inleiding in de taalfilosofie (2000) van Martin Stokhof geeft een overzicht van de belangrijkste stromingen in de moderne taalfilosofie. Het boek is geschreven voor studenten in de wijsbegeerte. Een tweede, misschien wat toegankelijkere inleiding in de taalfilosofie is van R&R van Woudenberg Filosofie van taal en tekst (2002). De centrale vraag is hier: wat is eigenlijk betekenis?
Lees verder op Kennislink:
Reacties
3 reacties op ‘Wat heeft dit allemaal te betekenen?’
sabrabi op 5 december 2013 om 15:58
Ik lees: Lantaarnpalen en woorden kun je nog zien, …
Kent de auteur het verschil tussen du. Woerter en Worten?
Hg.
sabrabi op 5 december 2013 om 18:15
Volgens de auteur hebben namen geen betekenis, maar alleen een referent.
Blijkbaar bestaat er maar 1 Sinterklaas (en 1 Piet).
Hg.
redactie taalcanon op 28 januari 2014 om 15:59
Via deze link kunt u het antwoord van de auteur lezen: http://www.taalcanon.nl/lezersvragen/bestaat-er-maar-zwarte-piet/