alles wat je altijd al had willen weten over taal
Er zijn twee redenen om je bezig te houden met de schoolgrammatica: je wilt weten hoe het hoort in de taal, of hoe het zit. Ontleedtermen heb je nodig om toegang te krijgen tot taalbeschrijvingen (zoals leerboeken of taaladviezen), maar ze vertellen je ook iets over de taal in het algemeen. En taal is een van de belangrijkste culturele verworvenheden van de mensheid.
Maar wat zou je dan eigenlijk moeten leren op school? Uit recent onderzoek blijkt dat je met gewone ontleedtrucjes nog niet snapt hoe taal in elkaar zit. Dat doe je wel als je niet alleen ontleedtrucjes leert, maar ook zogeheten meta-concepten of metabegrippen. Wat zijn dat?
Ontleedtermen als onderwerp, lijdend voorwerp en persoonsvorm zijn vooral beschrijvende begrippen. Het zijn namen die je aan bepaalde zinsdelen kunt geven, op grond van bepaalde eigenschappen (of omdat ze de uitkomst van een ezelsbruggetje zijn). Maar er zijn ook begrippen die op een hoger niveau verbanden kunnen leggen tussen die beschrijvende begrippen. Dat zijn de metaconcepten.
Neem bijvoorbeeld het metaconcept predicatie. Dat klinkt als een moeilijk woord, maar het komt erop neer dat je zegt wat iemand of iets doet, of wat iemand of iets is. Er zijn dus twee soorten predicatie: doen-predicatie en zijn-predicatie. Als je zegt De zon schijnt, dan zeg je wat iets doet. Zeg je De zon is heet, dan zeg je wat iets is. In beide gevallen heb je predicatie, maar in het eerste geval doen-predicatie en in het tweede geval zijn-predicatie.
Nou zul je zeggen: is predicatie niet gewoon hetzelfde als werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde? Niet helemaal. Gezegde is wel de letterlijke vertaling van het Latijnse praedicatio, en het gezegde is inderdaad een voorbeeld van predicatie, maar neem bijvoorbeeld de zin Zij vindt de zon heet. Daar zit maar één gezegde in (het werkwoordelijk gezegde vindt), maar twee predicaties: zij doet iets (namelijk de zon heet vinden) en de zon is iets, namelijk heet (en dan volgens haar). Dat heet benoem je hier als een bepaling van gesteldheid. En ook in de woordgroep de hete zon zit al een verborgen predicatie: de zon is iets, namelijk heet (een bijvoeglijke bepaling).
Als je dit snapt, dan kun je al meteen een verband leggen tussen werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde, bepaling van gesteldheid én bijvoeglijke bepaling. Al die zinsdelen hebben de betekenis van een soort predicatie, maar ze verschillen vooral van vorm.
Welke metaconcepten zou je – behalve predicatie – nog meer moeten leren om zulke verbanden te kunnen leggen? Het volgende lijstje geeft daar een bescheiden indruk van:
Er zijn meer metaconcepten dan de voorbeelden die we hierboven geven, maar met een beperkt aantal kun je het grootste gedeelte van de schoolgrammatica al veel beter begrijpen. Daarnaast zeggen die metaconcepten iets over taal in het algemeen. Je vindt ze over de hele wereld in allerlei talen in allerlei vormen terug. Door metaconcepten te leren begrijp je niet alleen hoe het Nederlands in elkaar zit, maar hoe talen in het algemeen in elkaar zitten.
Lees ook: Wat is de zin van schoolgrammatica?
Kraak, A. (2006), Homo loquens en homo scribens. Over natuur en cultuur bij de taal. Amsterdam University Press.
van Rijt, J., Myhill, D., De Maeyer, S., & Coppen, P-A. (2022). Linguistic metaconcepts can improve grammatical understanding in L1 education: evidence from a Dutch quasi-experimental study. PLOS ONE, 15, 1-25. https://doi.org/10.1371/journal.pone.0263123
Geef een reactie