alles wat je altijd al had willen weten over taal
Met letters zet je een taal op schrift. Wij Nederlanders vinden het vanzelfsprekend dat we Nederlands schrijven en lezen. Maar zijn er ook talen zonder letters? Talen die alleen gesproken worden? Ja, die zijn er: ruim driekwart van de 6000 talen in de wereld staat niet op schrift. Duizenden daarvan worden gesproken in Azië, Oceanië en Zuid-Amerika, maar ook in Afrika zijn er nog honderden talen zonder letters.
Sommige taalwetenschappers houden zich bezig met het in kaart brengen van talen, net zoals biologen dat doen met onbekende dier- en plantensoorten. Hun vakgebied heet de beschrijvende taalwetenschap. Veel van die beschrijvingen gaan over talen die alleen mondeling worden gebruikt; meestal zijn dat talen met minder dan 10.000 moedertaalsprekers. Om een taal goed te kunnen beschrijven, is het eerst nodig om te bedenken hoe je die taal op papier kunt zetten. Meestal gebeurt dat overigens tot groot genoegen van de sprekers van zo’n taal. Zij beheersen vaak ook nog een andere taal, bijvoorbeeld de nationale taal, waarin zij wél kunnen lezen en schrijven. Maar het alfabet van de nationale taal is lang niet altijd geschikt voor het opschrijven van hun moedertaal: voor klanken die niet in de nationale taal voorkomen, zijn namelijk geen letters beschikbaar.
Bij het opschrijven van een taal loop je direct aan tegen de kernproblemen van taalbeschrijvend onderzoek. Allereerst, wiens taal beschrijf je: die van één persoon, die van een dorp, of die van meerdere dorpen? Vaak hoor je verschillen in de uitspraak van woorden: denk aan huis, dat in sommige Nederlandse dialecten klinkt als huus of hoes. Welke klank geldt in dat geval als de norm: de ui, de uu, of de oe? Hoe komt het woord in het woordenboek terecht? Met dit soort vragen gaan onderzoekers te rade bij de groep sprekers zelf: vaak hebben die wel een idee welke variant in het woordenboek moet komen.
Een tweede kernprobleem is: welke taal wil je beschrijven? Officiële toespraken hebben andere woorden en formuleringen dan praatjes in de kroeg; de taal van een gebruiksaanwijzing is anders dan die van een liefdesliedje. Meestal wordt gekozen voor een dwarsdoorsnede. De taalonderzoeker maakt geluidsopnames van diverse taalsituaties om die te gebruiken voor de beschrijving. Alleen: hoe doe je dat als de taal eigenlijk niet meer ‘puur’ wordt gebruikt? Als de taal die je wilt beschrijven in de praktijk meestal wordt gemixt met de taal die op school wordt geleerd of met de taal van de media? Moet de onderzoeker dan op zoek gaan naar de oorspronkelijk pure taal die alleen nog gebruikt wordt door de alleroudste sprekers? Of is het dan beter om juist de mengtaal van jongere generaties vast te leggen? Voor beide valt iets te zeggen. De uiteindelijke keuze wordt bepaald door de doelen van de onderzoeker, of de wensen van de taalgemeenschap.
Een derde kernprobleem is: wie maakt de taalbeschrijving? Een extreem standpunt is dat alleen een moedertaalspreker een taal accuraat kan beschrijven. Alleen een moedertaalspreker kent de taal echt van binnenuit en kan goede en foute zinsconstructies, klanken, intonaties of woorden herkennen. In de praktijk lukt dat alleen bij ‘grote’ talen – met veel sprekers dus. De kleine talen hebben meestal geen moedertaalsprekers met voldoende taalkundige achtergrond voor het maken van een taalbeschrijving. Taalbeschrijvingen worden daarom vrijwel altijd gemaakt door taalkundigen van buiten de taalgemeenschap, wat automatisch inhoudt dat ze slechts een beperkte diepgang hebben.
Wat is een goede taalbeschrijving?
Je zou kunnen denken dat een taalbeschrijving een ‘neutrale weergave van taalfeiten’ is waar weinig theoretische kennis bij komt kijken. Maar wie voor de grap eens probeert om de stroom betekenisloze klanken van een buitenlandse radiozender te analyseren tot een betekenisvol en gestructureerd geheel, weet wel beter!
Een goede beschrijving van een taal voldoet aan een aantal minimale eisen. Hij bevat: 1) een inleiding met achtergrondinformatie over de taal en de sprekers; 2) een beschrijving van de fonologie van de taal: een inventaris van de betekenisvolle klanken (fonemen), hoe die fonemen worden geschreven, hoe ze te combineren zijn tot lettergrepen en woorden, waar de klemtoon valt in een woord, en welke systematische klankveranderingen de taal kent; 3) een overzicht van hoe woorden zijn opgebouwd (morfologie); 4) een beschrijving van grammaticale zinnen in de taal (naar vorm: hoofdzinnen, bijzinnen; en functie: vraagzinnen, negaties, bevelen); 5) de beschrijvingen zijn gebaseerd op teksten en opnames van de taal van meerdere personen, mannen en vrouwen, oud en jong; 6) een woordenlijst van minimaal duizend woorden met Engelse vertalingen en enkele authentieke teksten van verschillende genres, met woord-voor-woordvertaling en vrije vertaling in het Engels.
Uitstervende talen
Sinds het begin van de jaren negentig staat het verlies van taaldiversiteit hoog op de taalkundige agenda’s. Volgens pessimistische prognoses zal negentig procent van de talen nog deze eeuw uitsterven, terwijl de meest optimistische prognose uitkomt op vijftig procent. Deze eeuw zullen er dus tussen de 3000 en 5400 talen verdwijnen. Er rest nog maar weinig tijd om iets van de huidige taaldiversiteit in kaart te krijgen, en daarom worden fondsen ingezet voor onderzoek naar onbeschreven talen.
Taalbeschrijving is intensief en tijdrovend: voor één beschrijving heb je minimaal vier jaar nodig en moet je langdurig tussen sprekers verblijven. Het aantal taalkundigen dat wereldwijd aan taalbeschrijvingen werkt, is beperkt. Het zijn er niet meer dan enkele honderden. Per jaar verschijnen er misschien honderd taalbeschrijvingen, optimistisch geschat. Veel talen sterven dus uit nog voordat ze zijn beschreven.
Het beschrijven van talen is om allerlei redenen van belang. In de eerste plaats voor de sprekers van de betreffende taal zelf. De taal is de drager van hun cultuur, en daarmee van hun perspectief op de wereld. Dat zie je terug in de specifieke manier van elkaar begroeten en aanspreken, in de unieke retorische regels en stijlfiguren, spreekwoorden, liederen, poëzie, theater en woordspelletjes. En ook in de mythen, sagen en sprookjes, en in rituele uitspraken bij geboorte, huwelijk en sterven. In de tweede plaats is het beschrijven van talen nodig voor historici en letterkundigen. Historische vertellingen van schriftloze volken vormen een belangrijke bron van geschiedkundige informatie. Letterkundigen bestuderen de rijke orale literaire tradities in niet-westerse culturen, maar daarvoor moeten ze de talen waarin die verhalen worden verteld natuurlijk wel kunnen (blijven) begrijpen.
Ten slotte is het beschrijven van talen ook van belang voor het beantwoorden van fundamentele vragen over hoe ons brein werkt en welke plaats taal daarin heeft. Ook daarvoor is een ruime databank nodig van veel sprekers die meer dan één taal spreken, met gegevens uit zoveel mogelijk verschillende talen.
Reacties
Eén reactie op ‘Zijn er talen zonder letters?’
Thomas Janus op 26 maart 2021 om 13:53
Leuk onderwerp heb er ook veel onderzoek naar gedaan. Ga zo door taalcanon.